Preken vanuit de Gewone Catechismus

Samenvatting

Een bijdrage op Preekwijzer.nl over de leerdienst, toegespits op de vraag hoe de Gewone Catechismus gebruikt kan worden in de leerdienst, geïllustreerd aan de hand van een paar praktische voorbeelden vanuit de Martinikerk in Groningen.

Publicatie
PreekWijzer.nl

De bijna verdwenen leerdienst

De tweede dienst op zondag heeft lange tijd gefunctioneerd als leerdienst. Centraal in deze dienst stond de Heidelbergse Catechismus, in meer dan één opzicht het leerboek van de kerk. Aan het begin van de 21e eeuw is de samenhang van drie vertrouwde zekerheden van tweede dienst, leerdienst en Heidelbergse Catechismus, echter niet meer zo vanzelfsprekend in de meeste protestantse kerken.

Ten eerste is in veel kerken de tweede dienst afgeschaft of is aan erosie onderhevig.1 Ook al functioneert de tweede dienst op sommige plaatsen nog wel, het blijft een dienst die altijd is geproblematiseerd vanwege een lagere opkomst. Dat veel predikanten - net als kerkgangers - de ochtenddienst als ‘hoofddienst’ ervaren, zorgt er ook voor dat predikanten ‘s avonds minder in de eigen gemeente voorgaan waardoor een doorgaande lijn in de prediking moeilijker is om vol te houden.

Met de tweede dienst en de eigen invulling daarvan (de prediking van de Heidelbergse Catechismus), is ook een bepaald type kerkdienst verdwenen: de leerdienst.2 De ‘themadienst’ is in de plaats van de leerdienst gekomen. Niet alleen omdat ‘leer’ (dogma) het wellicht wat minder goed doet, maar vooral ook omdat de themadienst zich leent voor het agenderen van actuele en contextuele onderwerpen die in de preek vanuit de bijbel worden belicht.3

Preken en ‘leren’

In veel kerken wordt gezocht naar manieren om met deze veranderingen om te gaan. Vaak ook vanuit de gedachte dat de ‘leerdienst’ een waardevol eigen karakter heeft. Het is een type dienst waarin de christelijke gemeente op een doordachte en doelgerichte manier zichzelf het geloof van de kerk eigen maakt; ‘leren’ en ‘onderwijs’ kunnen met Richard Foster gezien worden een geestelijke discipline.4 Losse thema’s kunnen een doorgaande, samenhangende, introductie in de christelijke ‘leer’ niet vervangen.

Naast ‘verkondiging’ is ‘onderwijs’ vanouds één van de grondvormen van de christelijke prediking, afgeleid vanuit het Griekse ‘didaché’. Grady Davis vat dit als volgt samen: “de prediker onderwijst de Christelijke traditie, ‘wat je van mij hebt ontvangen’ en ‘wat ik heb ontvangen’ (Paulus), ‘het woord van God’, ‘de weg van God’, ‘de weg van Christus’, ‘de dingen van de Heer’, ‘de dingen die Jezus aangaan’, ‘de waarheid die in Christus Jezus is’."5 Davis neemt de brieven van Paulus als een voorbeeld van deze vorm van prediking. In de eerste helft van de brieven legt Paulus nog een keer de inhoud van het christelijk geloof uit. Ook voor de gemeente die tot geloof is gekomen en gedoopt is, is de uitleg van het geloof kennelijk van blijvende betekenis. De morele en pastorale aspecten zijn uit de tweede helft van de nieuwtestamentische brieven zijn onderdeel van het onderwijs in het christelijk geloof.6 De protestantse Reformatie heeft oog gehad voor het onderwijzende karakter van de prediking. Gerrit Immink schrijft hierover: ‘De prediking heeft een opvoedend karakter: zij moet de zwakken in het geloof sterken, de gelovigen oefenen in gehoorzaamheid en de gemeente stichten en heiligen.'7

De prediking vanuit de (een) catechismus geeft structuur aan de overdracht van het christelijk geloof in de prediking.8 Bekend is de indeling in geloof, gebod en gebed uit de Heidelbergse catechismus: een catechismus bespreekt de grondvormen van het christelijk belijden, zoals verwoord in de Apostolische geloofsbelijdenis; presenteert een visie op het goede leven, bijvoorbeeld vanuit de 10 geboden; en geeft aanwijzingen voor het onderhouden van het contact met God aan de hand van de uitleg van het Onze Vader. Overigens is de Heidelbergse catechismus hierin niet uniek. Voor de meeste (protestantse) catechismussen geldt dat zij vier keren van het christelijk geloof bespreken: de apostolische geloofsbelijdenis (de geloofsinhoud); het Onzevader (de omgang met God in het gebed); de Tien Geboden (de moraal); en de instelling van de sacramenten (de rituele kant van het christelijk geloof).

Ook de Gewone Catechismus (KokBoekencentrum 2019) is opgebouwd aan de hand van deze vier kernen. Aan het begin en eind staan doop (GC 6-12) en avondmaal (GC 94-100). Als uitwerking van het onderdeel ‘Vertrouwen op God de Vader’, volgt de uitleg van het Onze Vader, het gebed dat Christus ons leerde (GC 31-46). Als uitwerking van het onderdeel ‘Volgen van Jezus’, volgt de uitleg van de Tien Geboden, want het volgen van Jezus maakt ons gelukkig (GC 63-77). De drie hoofddelen van de Gewone Catechismus, ‘Vertrouwen’, ‘Volgen’ en ‘Verwachten’ worden elk ingeleid door een gedeelte uit de Apostolische geloofsbelijdenis: God de Vader vertrouwen (GC 18-30); Jezus Christus volgen (GC 47-50); en door de kracht van de Heilige Geest de nieuwe wereld verwachten (GC 78-93). Daarmee presenteert de Gewone Catechismus een klassiek curriculum voor onderwijs in het christelijk geloof.

Nieuwe vormen van leer-diensten: Martinikerk Groningen

In de wijkgemeente Martinikerk (Groningen)9 hebben we de de afgelopen 3 seizoenen de leerdienst opnieuw ingericht. De wijkgemeente staat in de gereformeerde traditie, maar wil dat - in de studentenstad die Groningen is - op een eigentijdse manier doen.

In de periode september tot en met juni wordt elke derde zondag van de maand gepreekt vanuit één of twee vragen en antwoorden uit de Gewone Catechismus. Jaarlijks wordt er dus in 10 avonddiensten een leerdienst gehouden. Geen wekelijkse catechismusdienst dus, maar wel een terugkerende structuur: elke derde zondag van de maand. Ook de keuze voor de Gewone Catechismus (vanaf nu: GC) vraagt om een eigen benadering van de leerdienst.

De Martinikerk heeft gekozen voor een doordachte ‘profilering’ van de avonddiensten. Elke avonddienst heeft een eigen karakter. De eerste zondag van de maand is de avonddienst Engelstalig. Hiermee wordt meer ruimte geboden aan de internationale inwoners van de stad Groningen. Er is vertaling in het Nederlands beschikbaar voor wie het Engels niet machtig is. De tweede zondag van de maand heeft het karakter van een Choral Evensong, met als verschil dat er in deze dienst - in tegenstelling tot een reguliere Evensong - ook wordt gepreekt.10 Het leesrooster kent een vaste orde: elke maand staat één van de Psalmen op het rooster. De vierde zondag van de maand wordt aansluiting gezocht bij het programma voor vorming en toerusting en de agenda van de kerkdiensten worden bepaald door en afgestemd op het programma van de bijbel- en gesprekskringen in de wijkgemeente. De leerdienst heeft als derde zondag een eigen plaats in deze profilering. Dat geeft niet alleen duidelijkheid - er wordt aandacht aan gegeven in de bekendmaking van de diensten - maar elk type dienst is gericht op een bepaald publiek met een eigen interesse en belang. Voor de leerdienst wordt aangesloten bij de kerkganger die verdieping zoekt in de inhoud van het christelijk geloof.

De Gewone Catechismus als ‘leerboek’

Een maandelijkse leerdienst vraagt om een goede planning. Zoals de voorbereiding van elke kerkdienst begint met de keuze van de ‘preektekst’, zo geldt ook voor de leerdienst de vraag: wat staat er op de ‘agenda’?

De GC staat op de agenda voor de leerdiensten in de wijkgemeente Martinikerk; eerst de concept-tekst, nu de tekst zoals in mei 2019 uitgegeven door KokBoekencentrum. De keuze voor deze nieuwe tekst past bij de intentie waarmee de GC geschreven is: elke generatie moet zelf de inhoud van het christelijk geloof leren verwoorden.

Onderwijs is het doorgeven van inzichten aan een volgende generatie, maar bij onderwijs hoort ook toe-eigening; als traditie ‘doorgeven’ betekent, dan gaat het niet om een pakket waarheden, maar om doorleeft, authentiek toe-geeigend geloof. Nieuwe geloofsteksten helpen daarbij. Daar komt bij dat in een post-christelijke cultuur de oude teksten een werkingsgeschiedenis hebben die ze enerzijds krachtig maakt - dat is de reden waarom het gezaghebbende tekten zijn geworden; maar het betekent ook dat in de uitleg van oude teksten, zoals bijvoorbeeld de Heidelbergse Catechismus, er nogal apologetiek nodig is: het opruimen van verkeerde indrukken en het toelichten van de inhoud, voordat het mogelijk is om tot nieuwe toe-eigening te komen.

Voor de inrichting van de leerdienst vanuit de GC hebben we dus te maken met een jaarplanning en een planning per dienst. Met gemiddeld 2 vragen en antwoorden per kerkdienst en 10 leerdiensten per jaar, duurt een hele cyclus van 100 vragen en antwoorden 5-6 jaar. De opbouw van de GC helpt bij het opstellen van een samenhangend jaarprogramma volgens de volgende lijnen:

Jaarthema GC
jaar 1 Tot geluk gedoopt 1-14
jaar 2 God Drie-enig en de schepping 15-30
jaar 3 Bidden GC 31-46
jaar 4 Volgen van Jezus I - Wie is Jezus? 47-63
jaar 5 Volgen van Jezus II - Geluk in de geboden 64-77
jaar 6 Verwachten van de nieuwe wereld 78-100

De cyclus in jaren vraagt ook om een doordenking van de serie van 10 kerkdiensten. Als illustratie volgt een uitwerking van de thematiek uit jaar 4: Wie is Jezus.

De GC neemt veel ruimte om de belijdenis dat Jezus Messias en Heer is, uit te leggen. GC 50 is hierin de kern; de middelste vraag en in de vraagstelling wordt teruggegrepen op het thema ‘geluk’, waar de catechismus mee begint. In het antwoord wordt de vraag wie Jezus is, uitgewerkt vanuit drie beelden uit het evangelie van Johannes. Aan de hand van de bekende woorden van Jezus in Johannes 14: Ik ben de Weg, de Waarheid, en het Leven, wordt een oud motief uit de Reformatie - dat we ook terugvinden in de Heidelbergse Catechismus - hernomen: als priester is Jezus de Weg tot God, als de waarheid van God is Hij profeet, en door het Leven te zijn toont Jezus’ Gods koningschap.

In de GC komen op deze manier een aantal theologische lijnen samen: in het gedeelte over Jezus als priester (de Weg) ligt de nadruk op de verzoening en het offer dat Jezus heeft gebracht; als het over waarheid en profeet-zijn gaat, komt Jezus als openbaring van God naar voren die de leugen ontmaskert en de laatste waarheid over God bekendmaakt. Het (laatste) oordeel staat ook in dit licht. Bij het beeld van Jezus als ‘het Leven’ wordt aangesloten bij het koningschap van Christus. In dit deel worden opstanding en hemelvaart van Jezus genoemd.

Het thema ‘Wie is Jezus’ wordt uitgewerkt in GC 47-63. De jaarserie in de Martinikerk over Jezus als de weg, de waarheid en het leven krijgt 10 deelthema’s:

dienst thema GC
1 De afkomst van Jezus 47-48
2 Jezus, Messias 49
3 Hoe Jezus Christus ons gelukkig maakt 50
4 Jezus, de weg tot God 51-52
5 Offer 53-54
6 Jezus Christus, Gods waarheid in persoon 55-56
7 Ontmaskering 57-58
8 Jezus Christus, de Levende koning 59-60
9 Verzet en overgave 61-62
10 Jezus volgen 63

Deze opbouw kenmerkt zich door de een introductie (dienst 1-3), een inhoudelijke uitwerking van de drie beelden weg, waarheid en leven, elk in twee diensten (dienst 4-9), en een afronding waarmee alvast de brug naar het volgende seizoen wordt geslagen, over het volgen van Jezus en de rol van de geboden (dienst 10). De inhoudleijke lijn laat enerzijds zien hoe de uitleg van het christelijk geloof wordt gestuurd door de thematiek van het geluk (GC 50) en de hedendaagse nadruk op discipelschap en navolging. Aan de andere kant blijkt ook dat in de leerdienst ook een eigen agenda wordt gevolgd. Het gaat niet alleen om onze vragen en om wat wij nodig hebben om zinvol te leven, er is ook iets ‘voorgegeven’. De uitleg en verkondiging wie Jezus is, wordt niet eenzijdig bepaald door de context. Dit raakt aan waar het in het christelijk geloof gaat om Openbaring: er komt van Godswege iets op ons af. Ongeveer wat Paulus schrijft: ‘wat geen oog heeft gezien en geen oor gehoord’ (XXX). Rechtdoen aan Jezus, betekent ook dat de beelden uit het Nieuwe Testament over Jezus Christus - tegen hun Oudtestamentische achtergrond - een eigen boodschap (theologisch gezegd: kerugma) hebben.

Het tweede deel van deze bijdrage werkt één voorbeeld wat meer in detail uit. In vraag 51 en 52 gaat het over ‘Jezus, de weg tot God’. Hoe ziet een leerdienst vanuit GC 51-52 eruit?

Een voorbeeld van preekvoorbereiding. Jezus, de weg tot God (GC 51-52)

We oriënteren ons eerst op de vragen en antwoorden: ‘Waarom noemt Jezus zichzelf ‘de weg’? Omdat Hij ons bij God brengt, ons met God verzoent en ons van mensen die met de rug naar God toe staan tot toegewijde kinderen van de Vader maakt’ (GC 51) en de vervolgvraag: ‘Hoe brengt Jezus ons bij God? Door als priester zijn leven vrijwillig te geven als offer voor onze zonde en ons tekort, door in onze beproevingen, twijfels en lijden voor ons te bidden, en door ons te zegenen in ons dagelijks leven’ (GC 52).

Verkennen van de vragen en antwoorden

Zoals elke preekvoorbereiding, beginnen we ook hier met paar eerste, verkennende overwegingen. GC 51 en GC 52 verdiepen het beeld uit Johannes 14, Jezus is de weg. Eerst vragen we naar de onderliggende redenen. Het antwoord noemt er drie, alle drie vanuit wat Jezus dóet: Hij brengt ons bij God, Hij verzoent ons met God en maakt ons tot toegewijde kinderen van God. Via Christus komen we tot God. Het woord ‘via’, drukt het precies uit: langs Hem vinden we de weg terug naar God. Hij overbrugt ook de afstand die er tussen God en ons is. Daar hoort in het christelijk geloof het woord ‘verzoening’ bij, het herstel van de eenheid tussen God en mens. Het derde element grijpt terug op een gedachte die al eerder aan de orde kwamen: Jezus komt bij de Vader vandaan. En zijn afdalen heeft een beweging terug, door Hem, via Hem, worden wij kinderen van de Vader.

De focus op wat Jezus dóet, wordt zichtbaar in de werkwoorden. Christus is subject. En daarmee zijn we ook terug bij waar de GC mee begint: ‘Mijn geluk is dat Jezus Christus mij gevonden heeft. Hij offerde zichzelf op om mij thuis te brengen in de liefde van God.’ (GC 1) Geluk is een weg, niet zomaar een gevoel of een bestemming die je al dan niet bereikt in dit leven. Maar deze weg is geen maakbare route die we zelf kiezen, maar loopt via Christus. De beweging komt niet bij ons vandaan, maar is een beweging vanuit Christus.

In GC 52 wordt één van de 3 elementen uit antwoord 51 uitgewerkt. Als Jezus ons bij God brengt, hoe doet Hij dat dan? Hier komen opnieuw drie werkwoorden bij elkaar. Samengevat in het beeld van de priester. De priester offert - en zo brengt Jezus het offer van zijn leven; de priester bidt; en de priester zegent. De taal is in dit antwoord wat theologischer. Bijbelse beelden vullen elkaar aan. Het is typisch een antwoord voor wie doorvraagt. Het beeld van de ‘weg’ die ons ergens brengt, is alledaags. We kunnen ons daar wel iets bij voorstellen. Maar wie doorvraagt, hoe Jezus ons dan bij God brengt, die krijgt een antwoord waarin andere bijbelse beelden mee gaan doen. De priester, die offert, bidt, en zegent. In de volgende vragen wordt nog doorgevraagt op dat offer (GC 53) en het geven van zijn leven (GC 54). Hier komt de kruisdood ter sprake, als een uitwerking van de Apostolische geloofsbelijdenis: geleden, gekruisigd en gestorven. Dat blijft liggen voor een volgende dienst.

De eerste verkenning laat twee kanten zien. Aan de ene kant is er het alledaagse beeld van de weg, waar we ons van alles bij voorstellen. Zonder wegen en infrastructuur blijven we nergens. En als het geluk niet in onze handen ligt en ons ook niet zomaar ten deel valt, maar een beweging is, terug naar God - dan is het zinnig om te vragen naar hoe dat met de route naar God zit. Aan de andere kant kunnen we dat ook niet zonder enige Bijbelse achtergrond begrijpen. Daarom vragen we toch maar door.

Bijbelse en theologische verdieping

Als de lijn in de diensten wordt aangegeven door een catechismus als leerboek, wat betekent dat voor de plaats en rol van de Bijbel als Heilige Schrift? Anders dan bij gewone preekvoobereiding starten we niet bij een Bijbelgedeelte. Dat komt pas in tweede instantie, als we helderheid krijgen welke inzicht uit het christelijk geloof onze aandacht vraagt. Maar dan maken we ook de beweging naar de Bijbel. In de prediking klinkt de Schrift met het oog op onze eigen tijd. In een leerdienst gaat de beweging de andere kant op, zo lijkt het. Vanuit de inhoud van het Christelijk geloof terug naar de Schrift. Ook die beweging is een hermeneutische.

Aan de ene kant is een catechismus zelf een soort hermeneutiek: het is een manier van bijbellezen. Ook de GC presenteert een toegang tot de bijbel. Aan de andere kant is de beweging terug naar de Schrift ook een vorm van hermeneutiek. We kiezen geen ‘bewijsteksten’ bij catechismus-antwoorden. Tegelijk zal het er om gaan dat helder wordt hoe de verhalen, liederen, gelijkenissen, brieven, profeten en evangelisten getuigen van dezelfde werkelijkheid die in een compact catechismus antwoord wordt verwoord.

Voor de kerkdienst zal gekozen moeten worden voor één of meer Schriftlezingen. De catechismustekst biedt geen directe verwijzingen naar de bijbel, dus met de keuze van het bijbelgedeelte wordt een eerste hermeneutische stap gezet: welke bijbelstheologische lijnen zijn nodig om de inhoud van het geloof dat in GC 51-52 wordt uitgedrukt te verankeren in de Schrift.

Jezus als ‘de Weg’ (GC 51) ligt ook onder de gedachte in het bijbelboek Handelingen dat de volgelingen van Jezus ‘mensen van de weg’ genoemd worden. In het antwoord wordt ook de beweging bij God vandaan benoemd, zoals dat bijv. in Genesis 4 wordt gezegd over Kaïn ‘dat hij bij de HEER vandaan ging’ (Gen. 4:16) Dat Jezus door zijn dood de breuk tussen God en ons heelt, komt in de brieven van Paulus - met name in Romeinen - veelvuldig voor.

In GC 52 wordt het beeld van de priester geïntroduceerd. Dat vraagt om een verbinding met het Oude Testament, een verbinding die het Nieuwe Testament in het bijbelboek Hebreeën uitlegt . Een centrale tekst in het evangelie is het moment waarop Jezus op het kruis zichzelf één weet met de mensen en daarin de verbinding met God de Vader verliest. De verlatenheid aan het kruis en de roep van de verlating, wordt door theologe Eleonore Stump in haar boek Atonement (2018) gezien als het moment waarop verzoening tussen God en mens plaatsvindt. Op dat moment biedt Christus aan de mensen aan wat nodig is om hen met God te verzoenen: de inwoning van God en de vereniging met God. Het is tegelijk het moment is de zondeloze Christus voor ons tot zonde gemaakt, zodat wij in een leven in genade hersteld zouden kunnen worden. In de GC wordt dit verder niet uitgewerkt op de Anselmiaanse manier, zoals de Heidelbergse Catechismus dat doet. Maar dezelfde leidende gedachte in het christelijk geloof dat de dood van Jezus herstel brengt voor de breuk tussen God en men, wordt hiermee verwoord.

Een volgend hermeneutisch moment ligt in de selectie van bijbelgedeelten voor de liturgie. Het aantal verbindingen tussen de catechismustekst en de bijbelse bronnen is groot en daarom moet er gekozen worden. In de leerdienst kan het een goede gewoonte zijn om te kiezen voor bijbelgedeelten die tot een soort theologische canon horen. Door leesroosters of vormen van doorgaande lezing kan in de ochtenddienst de hele Schrift tot spreken komen. In de leerdienst kan gekozen worden voor specifieke, kernachtige gedeelten die tot de gemeente moet kennen om de kernen van het geloof te laten landen in de Schrift. Twee bijbelgedeelten lijken hier te helpen: Romeinen 5:1-11 en Hebreeën 4:14-5:10. Beide gedeelten verklaren het beeld van Jezus als priester, spreken over een weg die tot God wordt vrijgemaakt, en helpen om dit niet alleen met Jezus’ dood maar ook met zijn leven te verbinden. Een gedachte die in de nieuwere theologie wat sterker naar voren komt.

Preken vanuit een catechismus, roept niet alleen om een heldere verbinding met de bijbel; ook de christelijke traditie als geheel klinkt mee. Een catechetische tekst biedt een compacte, eigentijdse verwoording. Tegelijk wil deze tekst zich verbinden met wat de eeuwen door is verwoord. De leerdienst leent zich uitstekend om de hoorders te verbinden met teksten uit de traditie.

Om die reden drukken we in elke leerdienst een aantal teksten af die gekozen worden uit de breedte van de christelijke traditie, vaak ook een belijdende tekst.

Voor deze dienst kies ik een viertal teksten: C.S. Lewis, J.H. Gunning Jr., de Heidelbergse Catechismus, en Johannes Calvijn. Het gaat om de volgende teksten:

  1. We krijgen te horen dat Christus voor ons ter dood werd gebracht, dat zijn dood onze zonden heeft uitgewist; en dat Hij juist door te sterven de dood heeft ontkracht. Dat is het christendom. Dat dien je te geloven. Iedere theorie die we bedenken over hoe de dood van Christus dit allemaal heeft uitgewerkt is naar mijn mening van ondergeschikt belang. (C.S. Lewis, Onversneden Christendom, p. 78)

  2. De mens staat in Christus weer rein voor God. Dat is geschied door Zijn ganse leven, één samenhangend offer van de volmaakte gehoorzaamheid aan God. (J.H. Gunning, Jr., Het kruis des Verlossers (1861), 2008, p. 40)

  3. Waarom wordt Hij Christus, dat is Gezalfde, genoemd? Omdat Hij door God de Vader aangesteld en met de Heilige Geest gezalfd is tot … onze enige Hogepriester, die ons met het enige offer van zijn lichaam verlost heeft en met zijn voorbede steeds voor ons pleit bij de Vader … (Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 31)

  4. Wij moeten bij de dood van Christus beginnen om te kunnen ervaren welke uitwerking en welk nut Zijn priesterschap voor ons heeft. Hier blijkt ook dat Hij een eeuwige voorbidder is; op Zijn voorspraak verwerven wij Gods gunst. Daaruit vloeit ook de rust voort voor het godvrezend gemoed, doordat het zich verlaat op Gods vaderlijke lankmoedigheid. (Calvijn, Institutie, II.15.6)

Uiteraard is er een heel andere keuze te maken. Waar het om gaat is dat het onderwijs van de kerk niet losstaat van de brede christelijke traditie en dat we niet onze particuliere theologische posities weergeven in de prediking. Een nieuwe tekst, zoals de GC, maakt deel uit van het weefsel van tekten die in het christendom een rol van betekenis. Bovendien spreekt het niet vanzelf dat kerkleden kennis nemen van deze teksten als er in de kerk niet af en toe aandacht voor wordt gevraagd.

Het gaat dus niet alleen om een theologische verdieping in de preekvoorbereiding waarin de gedachten van de prediker zich vormen in gesprek met diverse theologische tradities. Het doet ertoe om het theologische verleden niet te vergeten. Niet vanwege romantische redenen, maar vanwege de dubbele ervaring die er in doorklinkt: wij zijn bezig met vragen waar het christendom de eeuwen door mee heeft geworsteld; en: wij staan niet alleen in de doordenking en verwoording van het geloof, maar hebben een rijke traditie van denkers en schrijvers die ons helpen de goede woorden en gedachten te vinden waarmee we in onze tijd het christelijk geloof kunnen verwoorden en kunnen doordenken.

Verwoording in de preek

Een schets voor de preek vanuit GC51-52 zou er zo uit kunnen zien:

  1. De inleiding verbindt de preek over priesterschap aan de jaarserie over de vraag ‘wie is Jezus’ en roept de vraag op of er in het christelijk geloof niet te instrumenteel over Jezus wordt gesproken: geloven wij in Jezus met het oog op ons?

  2. De eerste stap in het antwoord op deze vraag is de vergelijking met onszelf. In de prestatie-maatschappij gaat het over wat we dóen. De waarde van mens hangt af van prestatie. Instrumenteel spreken over de mens doet afbreuk van de waardigheid van mensen. Zou dat bij het spreken over Christus anders zijn?

  3. De tweede stap in het antwoord is een klein uitstapje naar een middeleeuws dispuut over de menswording: zou Jezus mens geworden zijn als er geen zonde was? De vraag brengt het spreken over Christus terug bij de kern: God geeft in Christus zijn liefde, zo laat Hij zien wie Hij is - meer dan alleen om ons te redden.

  4. GC 51 legt uit waarom Jezus zichzelf de weg noemt. Hij brengt ons terug bij God, verzoent ons met God en maakt ons tot toegewijde kinderen van de Vader. Met andere woorden: de toegang tot God draait om wie Jezus is en wat Hij doet (terugbrengen, verzoenen, toewijding bewerken). Hier komt het motief van het offer (al genoemd in GC1) terug in de catechismus. Voorda GC53 dit motief verder uitwerkt, staat GC52 eerst stil bij een ander beeld, het beeld van de priester.

  5. Jezus als priester staat centraal in het bijbelboek Hebreeën. Tegelijk moet uitgelegd worden wat een priester is: priesters openen de toegang tot het heilige, zij bemiddelen tussen de Eeuwige en het sterfelijke.

  6. Moet er hier een theorie over de verzoening gegeven worden? Nee, met een verwijzing de tekst van Lewis is een theorie secundair. Verzoening blijft een geheim. Precies dat hoort bij de priester. De profeet schept helderheid, het werk van de priester blijft mysterieus. Daarom zullen we ons vooral dienen te verwonderen over de kern van het christendom: dat de dood van Jezus verzoening brengt. Jezus Christus, de priester in het Christelijk geloof, bewerkt niet zomaar een geheimzinnig ritueel, hij bewerkt een nieuwe relatie met God.

  7. Anders dan de profeet: de priester kritiseert en oordeelt niet. Hij bemiddelt. Vanuit GC52 is verzoening meer dan de deur openen. Christus is de relatie tussen God en ons. Hier gaat het om de voorbede van de hogepriester en de zegen van de priester. Jezus bidt en beweegt tussen ons en God. Hij zegent, de beweging van Gods kracht naar ons.

Jezus Christus, de weg, brengt ons tot God (GC 51). Hij verzoent, bidt en zegent (GC 52).

Verwijzingen

Davis, H. Grady. 1958. Design for Preaching. Philadelphia: Fortress Press.

Foster, Richard J. 1997. Het feest van de navolging. Groeien in spiritualiteit. Translated by Henk Fonteyn. Gorinchem: Ekklesia.

Immink, Gerrit. 2018. Over God Gesproken. Preken in Theorie En Praktijk. Utrecht: Boekencentrum.

Noordegraaf, A. 2015. “De Catechismusprediking.” In Goed Gelovig. Een Thematische Uitleg van de Heidelbergse Catechismus Voor Verkondiging En Onderwijs, 16–25. Zoetermeer: Boekencentrum.

Zerfass, Rolf. 2002. Grundkurs Predigt. Spruchpredigt. Düsseldorf: Patmos Verlag.


  1. De tweede dienst is een typisch fenomeen in het Europese, vooral Nederlands gereformeerd protestantisme. Afgeleid van ‘Morning and Evening Prayer’ kennen ook (sommige) Anglicaanse kerken een tweede dienst, en natuurlijk ook de kerken in de gereformeerde traditie die ontstaan zijn uit Nederlandse emigranten of vanuit Europese protestantse zending. ↩︎

  2. Afgezien van de kleinere bevindelijk-gereformeerde kerkgenootschappen, waar de catechismusprediking tot het wekelijkse ritme behoort, al dan niet via zogenaamde ‘leespreken’. ↩︎

  3. Hoewel in evangelische kerken de themapreek meer standaard is dan in kerken die een traditie kennen van ‘tekstprediking’, komt ook in de roomskatholieke homiletiek - toch een sterke traditie waarin het leesrooster functioneert - verschil tussen ‘thema’ en ‘tekstprediking’ voor, vgl. Zerfass (2002). ↩︎

  4. Foster (1997) ↩︎

  5. Davis (1958) p. 123. ↩︎

  6. Davis (1958) p. 124-125. ↩︎

  7. Immink (2018), p. 47. ↩︎

  8. Zie verder Noordegraaf (2015). ↩︎

  9. De wijkgemeente Martinikerk is onderdeel van de Protestantse Gemeente Groningen. De wijkgemeente weet zich verbonden met de gereformeerde traditie. De organisatie van leerdiensten vindt daarin ook een oorspong. Ook het aanbod van internationale (Engelstalige) diensten voor internationale studenten en expats in Groningen is bewust opgezet vanuit een liturgie die wortelt in het gereformeerd protestantisme. Voor meer informatie: https://www.wijkgemeente-martinikerk.nl/. ↩︎

  10. Deze dienst is onderdeel van ‘Schoonheid met een ziel’, een breder programma in kerkelijk Groningen waarin ook andere kerken participeren met een aanbod van kerkdienst dat wat meer is afgestemd op de cultureel-geinteresseerde: vespers, cantate-diensten en Evensongs. ↩︎

Gerelateerd